Speuren naar vroeger tijden
De bodem vertelt onze geschiedenis, tenminste, als je ernaar zoekt. Archeologisch onderzoek op de route van het afvalwatertransportsysteem helpt om weer wat stukjes van de geschiedenispuzzel van het Westerkwartier te leggen.
Archeologisch onderzoek
Voor ieder bouwproject is archeologisch onderzoek verplicht om een omgevingsvergunning te krijgen. “Op die manier kunnen we zo zorgvuldig mogelijk omgaan met onze archeologische schatten”, verklaart Judith Jans van RAAP, het onderzoeks- en adviesbureau archeologie dat het onderzoek uitvoerde. Dat leverde vier plekken op, waar mogelijk vindplaatsen uit de prehistorie liggen.
Van kaarten tot boren
De eerste stap was een vooronderzoek. “Dat vindt voor een deel achter het bureau plaats”, vertelt Judith. “We raadplegen verschillende bronnen, waaronder bodem- en historische kaarten en het archeologisch informatieysteem Archis. Zo krijgen we een idee van wat er in het gebied te vinden is. We stellen een verwachting op en bepalen de vervolgstappen.” Die bestonden in dit geval uit grondboringen op plekken die we als meest kansrijk hadden aangewezen. “Met verschillende soorten boren hebben we grondmonsters naar boven gehaald om te kijken uit welke lagen de bodem bestaat. Ook kijken we of deze heel zijn en of er archeologische vondsten in aanwezig zijn. Dat vertelt ons namelijk meer over de kans op echte vindplaatsen.”
Kansen bepalen
Dat zit zo: in het Pleistoceen dat tot circa 10.000 jaar geleden duurde, was het in dit gebied koud en droog. Uit die periode is door de wind afgezet dekzand achtergebleven. In de steentijd, met een zwaartepunt tussen 10.000 en 2000 jaar voor Christus, hebben mensen op dekzand geleefd. “Hoe hoger het dekzand op een bepaalde plek lag, hoe hoger en daarmee droger die plek destijds ook al was. Dat maakt de kans op vroege bewoning en dus archeologische vondsten op die plaatsen groter”. Op dat zand heeft zich in de daaropvolgende eeuwen eerst veen en daarna klei afgezet. “Ook op die niveaus kon men wonen in latere periodes”, legt Judith uit.
Vier aandachtsgebieden
De boringen en analyse van de grond hebben geleid tot een archeologisch advies. “Er zijn op het traject vier plekken die aandacht verdienen”, aldus Judith. “Op twee plaatsen hebben we vuursteenafslagen gevonden die wijzen op een vindplaats uit de steentijd. De ene plek kan intact blijven, omdat de persleidingen eronderdoor kunnen worden geboord. Op de andere plek is dat lastiger. Hier gaan we proefsleuven graven om te kijken met wat voor vindplaats we te maken hebben. Dat geldt ook voor een zone waar we een zogenaamd esdek hebben aangetroffen. Dat is een plaggenlaag die in de middeleeuwen is aangebracht om de grond te verhogen en vruchtbaarder te maken. Ook dit is een aanwijzing van bewoning; voorwerpen en sporen onder zo’n esdek zijn vaak goed bewaard gebleven. De vierde plek ligt in een beekdal. Vondsten zullen toevalstreffers zijn, dus ons advies hier is om de aanleg van de leidingen gewoon uit te voeren, onder toeziend oog van een archeoloog.”
Het grotere plaatje
Het onderzoek is interessant voor wetenschappers en iedereen die geïnteresseerd is in ons verre verleden, denkt Judith: “Er zijn uit die tijd geen geschreven bronnen, dus dit is de manier om meer te weten te komen over hoe de mens toen leefde. De dingen die we vinden kunnen helpen om verschillende tijdperken ‘aan elkaar te knopen’ en de geschiedenispuzzel compleet te krijgen.”